Waarom delen wij nauwelijks in de welvaart?
De recente koopkrachtplaatjes hebben ons er opnieuw met de neus op gedrukt: Het gaat iets beter voor velen maar niet voor de ouderen en de minima. Minister Asscher beseft dat daar iets aan gedaan moet worden. Het zal me benieuwen of hij daar de coalitiegenoot VVD in meekrijgt.
Maar hebben de anderen, werknemers en kleine zelfstandigen dan wèl reden om tevreden te zijn? Als 65-plusser herinner ik me hoe ons tientallen jaren is voorgehouden dat we er allemaal op vooruit zouden gaan. Àls we tenminste genoegen zouden nemen met loonsverhogingen in heel kleine stapjes. Want anders zou de economie, de kurk waar onze welvaart op drijft, niet voldoende groeien. En wij hebben, braaf of onvoldaan, dank-je-wel gezegd voor de krenterige extra centen in onze loonzakjes.
De superrijken worden steeds sneller steeds rijker
Dat klinkt misschien demagogisch, maar krenterig was het en is het nóg als je het vergelijkt met de stormachtige groei van inkomen en vermogen van de superrijken. Sinds een aantal jaren is de economische groei vrijwel tot stilstand gekomen terwijl de groot-geldbezitters in hoog tempo nog meer kapitaal vergaren. In de afgelopen vijf jaar steeg de rijkdom van alle miljonairs in de wereld van ongeveer 30 biljoen (dertig duizend miljard) dollar tot 50 biljoen dollar. In 2016, verwacht de OESO (de rijke-landenclub), zal dat zijn opgelopen tot 64 biljoen.
De welvaart wordt steeds schever verdeeld, beter gezegd: steeds onrechtvaardiger. Doordat de groot-geldbezitters zich een steeds groter deel van de welvaartskoek toeëigenen groeit die koek minder snel. Want hoe schever de verdeling, hoe trager de economische groei; dit is uitvoerig onderzocht door Piketty en zijn conclusie wordt inmiddels onderschreven door diezelfde OESO en door de IMF. Er blijft daardoor nog minder over voor ons anderen.
Hoe pakt dit uit voor Nederlandse groot-geldbezitters en de Nederlandse werknemers? Frank Kalshoven heeft het in de Volkskrant van 15 augustus samengevat: De gewone burger komt er bekaaid af en de kapitaalbezitters profiteren. Van de brutowinst van bedrijven gaat gemiddeld 79.6 % naar de werknemers; de resterende 20.4 % gaat als rente en winst naar een handvol kapitaalverschaffers. En het wordt nog erger: volgend jaar gaat nog maar 77.4 % naar de werknemers.
De OESO wil er wat aan doen: een goed begin!
Dit is nog maar een deel van het verhaal. Daar bovenop speelt dat het voor superrijken heel gemakkelijk is om belasting te ontwijken. Dat heeft – beter laat dan nooit – de OESO ontdekt en die adviseert de aangesloten landen om hier meer aandacht aan te besteden. Mazen in de belastingwet dichten, betere handhaving en controle bij superrijken en bedrijven levert de schatkist, en dus ons allemaal, veel meer op dan de nu gebruikelijke strenge controle op kruimelfraude en mantelzorgboete. Als dan ook de belastingparadijzen worden aangepakt zullen de superrijken eindelijk een stukje van hun leeuwendeel af moeten staan.
Juist de OESO kan meer doen
Maar het is niet meer dan een begin en juist in OESO-verband kan ernst worden gemaakt met een rechtvaardiger verdeling van de welvaart. De voor de hand liggende manier om geld te halen waar het te vinden is, is natuurlijk een veel progressiever belasting op inkomen en vermogen. Zo was het in de jaren na de WO II en daar zijn we wel bij gevaren. De tegenwerping is altijd: “Ja maar dan vlucht het kapitaal naar het buitenland.” Welnu, als alle of de meeste OESO landen gezamenlijk de belasting voor het grote geld verhogen en muren opwerpen tegen kapitaalvlucht is er voor belastingvluchtelingen geen interessant buitenland meer en de weg vrij voor progressievere belasting.
Hoe lang zal het nog duren voor de OESO deze consequentie trekt uit het nieuw verworven inzicht in de kwalijke gevolgen van een steeds schever verdeling van rijkdom?
Bekijk de video met de uitspraak van Lodewijk Asscher over de koopkrachtcijfers (op de website van de NOS).